Alle thema's (34) Auteursrecht (20) Collectief beheer (7) Contracten (7) Fiscaal recht (3) Live (2) Merkenrecht (2) Muziek audiovisueel (3) Naburige rechten (12) Ondernemingsrecht (1) Platenfirma's (1) Productie (2) Regelgeving (7) Sociaal recht (2) Uitgevers (3)
De geijkte Engelse term voor auteursrecht is copyright, maar in Europees perspectief moet die eigenlijk ‘authors’ rights’ luiden. In de Angelsaksische wereld ligt de focus van de rechtsbescherming namelijk op de kopie (copy), het voorwerp dus waarin het auteursrecht is vervat. Dat volgt uit de nadruk die in de Engelssprekende landen ligt op de verhandelbare economische waarde ervan, terwijl in het continentale Europa de auteur zelf het middelpunt van bescherming is. Zeg in onze streken dus niet zomaar ‘copyright’ tegen auteursrecht. A fortiori niet sinds de Britten de Europese Unie hebben verlaten, en de term zoals die in het common law-systeem wordt gehanteerd dus voor de huidige lidstaten helemaal niet meer relevant is.
Neen, helemaal niet. Dat symbool is eigenlijk niet meer dan een restant uit vervlogen tijden, en dan nog enkel met relevantie voor de Verenigde Staten. Zie ter zake een interessante geschiedenislesje op de website PlagiarismToday.
De Europese richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt van 17 april 2019 is er onder andere op gericht de kloof te dichten tussen wat platformen als Facebook en YouTube aan inkomsten binnenrijven en het weinige dat daarvan gaat naar de makers van de content waar die platformen op teren. Ze gaat de geschiedenis in als de zwaarst bevochten en meest gemediatiseerde Europese richtlijn ooit. En dat voornamelijk omwille van het beruchte artikel 13, dat door sommigen (internetactivisten en YouTube op kop) werd ingehaald als de doodsteek voor internet en nefast voor het recht op vrije meningsuiting.
Door hernummering in de finale versie van de richtlijn werd artikel 13 uiteindelijk artikel 17. Dat moet er in elk geval voor zorgen dat aanbieders van onlinediensten als YouTube, om zich te bedienen van auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermd muziek- en audiovisueel repertoire, in de toekomst de toestemming zullen behoeven van de houders van exclusieve rechten: auteurs of hun uitgevers (of hun collectieve beheerorganisaties) en producenten. Daar zullen ze omvattende licentieovereenkomsten mee moeten aangaan, net zoals gebruikers in de ‘fysieke’ wereld. Het repertoire waarvoor geen toestemming is gegeven, zullen ze verplicht van hun platformen en sites moeten houden en halen. Voor nieuwe en kleinere aanbieders op de markt van onlinediensten zijn de regels met betrekking tot verwijdering van content milder.
Uitvoerende kunstenaars zitten niet in voorgaande opsomming: of ze nu acteur, hoofdartiest of sessiemuzikant zijn, ze staan steeds hun publieke mededelingsrecht en hun recht van beschikbaarstelling af aan hun producent. Die zal hen daar een vergoeding voor betalen, maar zoals we weten is die – alleszins voor exploitaties online – niet fabelachtig. Collectieve beheerorganisaties van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars en belangenbehartigers van artiesten pleiten er al lang voor om voor uitvoerende kunstenaars een bijzonder vergoedingsrecht te concipiëren: een billijke vergoeding vergelijkbaar met die in de reële wereld, maar dan voor online exploitatie. Het zal afhangen van de implementatie van de bepalingen van de richtlijn in het recht van de nationale lidstaten, of die remedie voor de lage vergoedingen uit streaming die we vandaag kennen het effectief zal halen.
Naast die van artikel 17, zijn ook de voorschriften voor de lidstaten in artikelen 18 tot en met 23 van de richtlijn van belang. Die moeten er in heel Europa respectievelijk voor zorgen dat auteurs en uitvoerende kunstenaars a) een ‘passende en evenredige vergoeding’ krijgen voor de exploitatie van hun werken en uitvoeringen, b) hun ter zake van die vergoeding transparantie wordt verleend, c) ze aanpassing van hun contracten kunnen eisen als de vergoeding die daar initieel in is overeengekomen ‘onevenredig laag’ zou zijn in vergelijking met de totale exploitatie-inkomsten van hun werken of uitvoeringen, d) ze beroep kunnen doen op een vrijwillige procedure voor alternatieve beslechting van geschillen inzake voornoemde transparantieverplichting en de aanpassing van hun contracten en e) ze op grond van een herroepingsrecht hun rechten kunnen terugnemen op werken of uitvoeringen die ze exclusief hebben overgedragen of in licentie gegeven, als die niet blijken geëxploiteerd te worden.
Op het eerste gezicht mooie uitgangspunten dus. De vraag is echter in welke mate de nationale wetgevers ze tegen de deadline van 7 juni 2021 zullen implementeren. De richtlijn laat aan de lidstaten namelijk best nog wel wat mogelijkheden om bepaalde categorieën van artiesten uit te sluiten of de draagwijdte van sommige artikelen uit te hollen. In ons land is de Raad voor de Intellectuele Eigendom (het cenakel dat de federale minister van Economie adviseert over wetgeving in het domein van de intellectuele eigendom) alleszins meteen na goedkeuring van de richtlijn aan bespreking van de implementatie ervan in het Belgisch recht begonnen. Op het moment van bijwerken van deze regels (op 27 juli 2021) was de Belgische staat evenwel nog steeds niet aan een definitieve implementatie toe. Zie aldus dit persbericht met betrekking tot de oproep van de Europese Commissie aan ons land, maar ook aan 22 (!) andere lidstaten, om van de omzetting werk te maken.
De Nederlandse tekst van de richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt van 17 april 2019 vind je hier. Voor nadere duiding en context verwijzen we naar pp. 541 tot en met 546 in hoofdstuk 5 van het vierde deel van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
‘Collectieve beheerorganisatie’ (CBO) is de generieke term die gebruikt wordt in Europese regelgeving om een maatschappij aan te duiden die op collectieve wijze auteursrechten of naburige rechten beheert. Of, in het Engels: ‘collective management organisation‘ (CMO).
De Belgische wet spreekt echter sinds jaar en dag over ‘beheersvennootschappen’. Een collectieve beheerorganisatie opgericht in België moet namelijk rechtspersoonlijkheid bezitten en beperkt aansprakelijk zijn. In andere landen is dat geen dwingende verplichting. In Nederland bijvoorbeeld kan ook een stichting aan collectief beheer van rechten doen. Collectieve beheerorganisaties die niet zijn opgericht naar Belgisch recht kunnen niettemin in ons land actief zijn, door zich hier te vestigen of een bijkantoor te openen. Beide begrippen figureren zodoende naast elkaar in onze wetgeving – die reguleert dus zowel collectieve beheerorganisaties als beheersvennootschappen, zij het niet in gelijke mate. Duidelijk mag in elk geval zijn dat alle beheersvennootschappen collectieve beheerorganisaties zijn, maar niet alle collectieve beheerorganisaties beheersvennootschappen.
Meer hierover op pp. 160 en 161 van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
Naast de literaire en artistieke eigendom – waar behalve het auteursrecht en de naburige rechten ook de bescherming van software en databanken onder valt – is de industriële eigendom het tweede onderdeel van het rechtsgebied van de intellectuele eigendom. Dit omvat het merkenrecht (bescherming van merknamen en beeld- en geluidmerken), het octrooirecht (bescherming van uitvindingen en productieprocedés), wetgeving inzake tekeningen en modellen (bescherming van design, toegepaste kunst) en het kwekersrecht (bescherming van bepaalde bloemen- en plantenvariëteiten). Intussen hebben ook de zogeheten geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen een plaats gekregen in het domein van de industriële eigendom.
Zie meer hierover in het derde hoofdstuk van het eerste deel van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …), op pp. 42 en 43.
Het recht op afbeelding, ook wel ‘portretrecht’ genoemd, is het recht van een natuurlijk persoon om al dan niet toe te staan dat van hem een afbeelding wordt gemaakt. Het recht op afbeelding behoort niet tot het domein van de intellectuele eigendom of het auteursrecht in het bijzonder, maar is ontwikkeld door rechtspraak en rechtsleer en wortelt in de persoonlijkheidsrechten. Het onderscheid tussen het recht op afbeelding en het auteursrecht valt eenvoudig met een boutade duidelijk te maken: iedereen beschikt over het recht op afbeelding, maar niet iedereen is een auteur in auteursrechtelijke zin.
Meer hierover op pp. 43 en 44 van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
In 2014 werden niet alleen het auteursrecht en de naburige rechten, maar ook de meeste andere takken van de intellectuele eigendom opgenomen in het Belgische Wetboek van economisch recht. Die operatie maakte deel uit van een omvattende codificatie die bijna alle regelgeving over economische zaken samenbracht en waar nodig stroomlijnde.
Het Wetboek van economisch recht omvat aldus onder andere regelgeving in verband met vrijheid van vestiging en dienstverlening, mededingingsregels, wetgeving inzake marktpraktijken en consumentenbescherming, handelspraktijken en betalings- en kredietdiensten.
Boek XI van het WER beslaat de intellectuele eigendom, met uitzondering van het merkenrecht en tekeningen en modellen*. Het onderdeel auteursrecht en naburige rechten (Titel 5) loopt van artikel XI.164 tot en met artikel XI.293.
* Die domeinen worden geregeld door het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).