Alle thema's (34) Auteursrecht (20) Collectief beheer (7) Contracten (7) Fiscaal recht (3) Live (2) Merkenrecht (2) Muziek audiovisueel (3) Naburige rechten (12) Ondernemingsrecht (1) Platenfirma's (1) Productie (2) Regelgeving (7) Sociaal recht (2) Uitgevers (3)
Jawel, vooral als je regelmatig werkt in AV en/of radio voor het maken scores, soundtracks, jingles, soundbeds bij commercials of voor games enzovoort. Je opdrachtgever zal je dan doorgaans een uitgaveovereenkomst voorleggen met mogelijk verregaande voorwaarden. Je kan je daar dan tegen wapenen door op te werpen dat je al een eigen uitgeverij hebt. Daarmee kan je alvast tegengaan dat je 50% van je auteursrechten moet afstaan, aangezien je eigen uitgeverij die dan al in handen heeft. Eventueel kan vervolgens worden besloten tot het aangaan van een overeenkomst van co-uitgave met de uitgeverij van de omroep of de producent die de opdracht tot het maken van de muziek geeft, of met een muziekuitgever die door die omroep of die producent wordt aangewezen. Aldus kan je het uitgeversaandeel voor bijvoorbeeld de helft bij jou houden.
Het opzetten van een muziekuitgeverij is op zich niet zo moeilijk. Je kan daarvoor een rechtspersoon oprichten (een vzw, een bv, een nv …) ofwel in eigen persoon handelen, maar je zal alleszins moeten uitgaan van BTW-belastingsplichtigheid. Je zal je logischerwijze ook aansluiten als uitgever bij Sabam. De beheersvennootschap stelt daarvoor in artikel 7 van haar Algemeen Reglement enkele formele eisen voorop: o.a. de voorlegging van een uittreksel uit de statuten resp. de Kruispuntbank voor Ondernemingen waaruit blijkt dat de aanvrager de activiteit van muziekuitgever in het vaandel voert en de vermelding van de commerciële benaming waaronder die wordt verricht. Ook zal sowieso een uitgaveovereenkomst tussen muziekuitgever en auteur moeten worden opgemaakt, zelfs als beide (natuurlijke) personen samenvallen. Het spreekt vanzelf dat ook een optimale fiscale en boekhoudkundige behandeling van een en ander aan de orde is.
Een groepsovereenkomst regelt de samenwerking tussen artiesten die als auteurs en/of uitvoerende kunstenaars gezamenlijk muziekwerken creëren en/of uitvoeren. Het vormt de neerslag van hun afspraken inzake opnames en optredens, maar ook aangaande het financieel beheer en bepaalde (materiële en immateriële) eigendomsaspecten waar de groep als collectief onvermijdelijk mee te maken krijgt, zoals auteursrechten, naburige rechten en rechten op hun naam en logo.
Groepsovereenkomsten worden uitgebreid behandeld in het hoofdstuk 1 van het derde deel van Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
Het synchronisatierecht komt als dusdanig niet voor in de Belgische auteurswetgeving. De rechtspraak ontwikkelde het voor situaties waarin een muziekwerk of een opname van een uitvoering daarvan aan een audiovisueel werk wordt gekoppeld (of waarin een muziekwerk of een opname van een uitvoering daarvan voor een ander doeleinde wordt ingezet dan dat waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld – bijvoorbeeld in samenhang met een merknaam, of in reclame. Evengoed kan men echter betogen dat het synchronisatierecht een afgeleide is van het reproductierecht. En er is natuurlijk ook een link met morele rechten: een auteur of een uitvoerende kunstenaar kan de verbinding van zijn muziek met beeld ervaren als een aantasting van de integriteit van zijn werk of zijn opname.
Je vindt meer over het synchronisatierecht onder de titel ‘In sync‘, vanaf p. 478 in het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …). Die titel kadert in hoofdstuk 2 van het vierde deel van het boek, over het gebruik van muziek in audiovisuele producties.
De geijkte Engelse term voor auteursrecht is copyright, maar in Europees perspectief moet die eigenlijk ‘authors’ rights’ luiden. In de Angelsaksische wereld ligt de focus van de rechtsbescherming namelijk op de kopie (copy), het voorwerp dus waarin het auteursrecht is vervat. Dat volgt uit de nadruk die in de Engelssprekende landen ligt op de verhandelbare economische waarde ervan, terwijl in het continentale Europa de auteur zelf het middelpunt van bescherming is. Zeg in onze streken dus niet zomaar ‘copyright’ tegen auteursrecht. A fortiori niet sinds de Britten de Europese Unie hebben verlaten, en de term zoals die in het common law-systeem wordt gehanteerd dus voor de huidige lidstaten helemaal niet meer relevant is.
Neen. Naast het auteursrecht op de composities die met de beelden van een film, een televisieprogramma of een commercial zouden gesynchroniseerd worden, zijn er immers ook de naburige rechten die berusten op de opnames van de respectieve uitvoeringen van die composities. Aldus is ter zake ook de toestemming van de mastereigenaars of producenten van die opnames vereist. Daarenboven beschikt Sabam niet over een alomvattend mandaat om synchronisatielicenties te verlenen, zodat mogelijk de uitgever van de beoogde composities rechtstreeks om toestemming moet worden gevraagd.
Nadere duiding over het gebruik van muziek in audiovisuele producties is te vinden in hoofdstuk 2 van het vierde deel van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …). Het onderdeel specifiek gewijd aan synchronisatierechten met betrekking tot bestaande muziek loopt van p. 487 tot en met p. 491.
Neen, helemaal niet. Dat symbool is eigenlijk niet meer dan een restant uit vervlogen tijden, en dan nog enkel met relevantie voor de Verenigde Staten. Zie ter zake een interessante geschiedenislesje op de website PlagiarismToday.
Hier vind je een bijzonder interessant overzicht van (de?) 50 (!) manieren waarop je als muzikaal creatieveling geld kan verdienen. Let wel: nuancering is nodig omwille van het Amerikaanse perspectief waarvan wordt uitgegaan, vooral dan gegeven de elders in deze kennisbank – zie Moet ik om een cover of een vertaling uit te brengen toestemming vragen aan de oorspronkelijke auteur(s)? – belichte praktijken in de USA op het vlak van collectief beheer van rechten. Die verschillen grondig van deze die we kennen in Europa.
De Europese richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt van 17 april 2019 is er onder andere op gericht de kloof te dichten tussen wat platformen als Facebook en YouTube aan inkomsten binnenrijven en het weinige dat daarvan gaat naar de makers van de content waar die platformen op teren. Ze gaat de geschiedenis in als de zwaarst bevochten en meest gemediatiseerde Europese richtlijn ooit. En dat voornamelijk omwille van het beruchte artikel 13, dat door sommigen (internetactivisten en YouTube op kop) werd ingehaald als de doodsteek voor internet en nefast voor het recht op vrije meningsuiting.
Door hernummering in de finale versie van de richtlijn werd artikel 13 uiteindelijk artikel 17. Dat moet er in elk geval voor zorgen dat aanbieders van onlinediensten als YouTube, om zich te bedienen van auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermd muziek- en audiovisueel repertoire, in de toekomst de toestemming zullen behoeven van de houders van exclusieve rechten: auteurs of hun uitgevers (of hun collectieve beheerorganisaties) en producenten. Daar zullen ze omvattende licentieovereenkomsten mee moeten aangaan, net zoals gebruikers in de ‘fysieke’ wereld. Het repertoire waarvoor geen toestemming is gegeven, zullen ze verplicht van hun platformen en sites moeten houden en halen. Voor nieuwe en kleinere aanbieders op de markt van onlinediensten zijn de regels met betrekking tot verwijdering van content milder.
Uitvoerende kunstenaars zitten niet in voorgaande opsomming: of ze nu acteur, hoofdartiest of sessiemuzikant zijn, ze staan steeds hun publieke mededelingsrecht en hun recht van beschikbaarstelling af aan hun producent. Die zal hen daar een vergoeding voor betalen, maar zoals we weten is die – alleszins voor exploitaties online – niet fabelachtig. Collectieve beheerorganisaties van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars en belangenbehartigers van artiesten pleiten er al lang voor om voor uitvoerende kunstenaars een bijzonder vergoedingsrecht te concipiëren: een billijke vergoeding vergelijkbaar met die in de reële wereld, maar dan voor online exploitatie. Het zal afhangen van de implementatie van de bepalingen van de richtlijn in het recht van de nationale lidstaten, of die remedie voor de lage vergoedingen uit streaming die we vandaag kennen het effectief zal halen.
Naast die van artikel 17, zijn ook de voorschriften voor de lidstaten in artikelen 18 tot en met 23 van de richtlijn van belang. Die moeten er in heel Europa respectievelijk voor zorgen dat auteurs en uitvoerende kunstenaars a) een ‘passende en evenredige vergoeding’ krijgen voor de exploitatie van hun werken en uitvoeringen, b) hun ter zake van die vergoeding transparantie wordt verleend, c) ze aanpassing van hun contracten kunnen eisen als de vergoeding die daar initieel in is overeengekomen ‘onevenredig laag’ zou zijn in vergelijking met de totale exploitatie-inkomsten van hun werken of uitvoeringen, d) ze beroep kunnen doen op een vrijwillige procedure voor alternatieve beslechting van geschillen inzake voornoemde transparantieverplichting en de aanpassing van hun contracten en e) ze op grond van een herroepingsrecht hun rechten kunnen terugnemen op werken of uitvoeringen die ze exclusief hebben overgedragen of in licentie gegeven, als die niet blijken geëxploiteerd te worden.
Op het eerste gezicht mooie uitgangspunten dus. De vraag is echter in welke mate de nationale wetgevers ze tegen de deadline van 7 juni 2021 zullen implementeren. De richtlijn laat aan de lidstaten namelijk best nog wel wat mogelijkheden om bepaalde categorieën van artiesten uit te sluiten of de draagwijdte van sommige artikelen uit te hollen. In ons land is de Raad voor de Intellectuele Eigendom (het cenakel dat de federale minister van Economie adviseert over wetgeving in het domein van de intellectuele eigendom) alleszins meteen na goedkeuring van de richtlijn aan bespreking van de implementatie ervan in het Belgisch recht begonnen. Op het moment van bijwerken van deze regels (op 27 juli 2021) was de Belgische staat evenwel nog steeds niet aan een definitieve implementatie toe. Zie aldus dit persbericht met betrekking tot de oproep van de Europese Commissie aan ons land, maar ook aan 22 (!) andere lidstaten, om van de omzetting werk te maken.
De Nederlandse tekst van de richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt van 17 april 2019 vind je hier. Voor nadere duiding en context verwijzen we naar pp. 541 tot en met 546 in hoofdstuk 5 van het vierde deel van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
Antwoorden op de te onderscheiden vragen of een cover of een vertaling mogen gemaakt worden zonder toestemming van de oorspronkelijke auteur(s) vind je elders in deze kennisbank. Hier luidt de vraag of de opname van een uitvoering van zo’n cover of vertaling dan effectief mag uitgebracht worden. Het antwoord daarop kan anders luiden, met name als een release (op tastbare dragers of via digitale weg) in de Verenigde Staten of Canada aan de orde is.
In die territoria verlenen auteurs of hun uitgevers namelijk zelf mechanische licenties voor de release van opnames van uitvoeringen van composities waar zij rechten op kunnen laten gelden. Dit in tegenstelling tot de praktijk in onze streken, waar het verkrijgen van een mechanische licentie loopt via collectieve beheerorganisaties van auteursrechten als Sabam. Anders gezegd: in de Verenigde Staten en Canada gaan plaatselijke auteursorganisaties als ASCAP en BMI enkel over uitvoeringsrechten, niet over mechanische reproductierechten. De auteur of zijn uitgever ontvangt in die landen aldus ook rechtstreeks de vergoeding voor het toestaan van de mechanische reproductie, althans voor zover het gaat om de lokale exploitatie van de betreffende composities in die landen. Voor die vergoeding geldt een zgn. statutory rate, i.e. een door de Amerikaanse wetgever bepaald tarief. In onze streken zijn daarvoor tarieven onderhandeld tussen de Europese organisaties van auteursmaatschappijen en platenproducten van toepassing.
Je vindt nadere uitleg over een en ander op pp. 312 en 313 van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …), onder de titel ‘Angelen en Saksen’. Hou er in elk geval rekening mee als je opnames van je eigen uitvoeringen van andermans songs via een aggregator uitbrengt in de Verenigde Staten en Canada. Mogelijk moet je dan zelf nog tot een overeenkomst komen met de betrokken auteurs of uitgevers en een deel van de vergoedingen die je van je aggregator ontvangt doorbetalen aan de de auteursrechthebbenden.
‘Collectieve beheerorganisatie’ (CBO) is de generieke term die gebruikt wordt in Europese regelgeving om een maatschappij aan te duiden die op collectieve wijze auteursrechten of naburige rechten beheert. Of, in het Engels: ‘collective management organisation‘ (CMO).
De Belgische wet spreekt echter sinds jaar en dag over ‘beheersvennootschappen’. Een collectieve beheerorganisatie opgericht in België moet namelijk rechtspersoonlijkheid bezitten en beperkt aansprakelijk zijn. In andere landen is dat geen dwingende verplichting. In Nederland bijvoorbeeld kan ook een stichting aan collectief beheer van rechten doen. Collectieve beheerorganisaties die niet zijn opgericht naar Belgisch recht kunnen niettemin in ons land actief zijn, door zich hier te vestigen of een bijkantoor te openen. Beide begrippen figureren zodoende naast elkaar in onze wetgeving – die reguleert dus zowel collectieve beheerorganisaties als beheersvennootschappen, zij het niet in gelijke mate. Duidelijk mag in elk geval zijn dat alle beheersvennootschappen collectieve beheerorganisaties zijn, maar niet alle collectieve beheerorganisaties beheersvennootschappen.
Meer hierover op pp. 160 en 161 van het boek Hier tekenen! (En let niet op de kleine lettertjes …).
Net zoals het niet vereist is voor een auteur om zich aan te sluiten bij een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie en er zijn werken aan te geven, is het niet geboden om een overeenkomst aan te gaan met een uitgever. Het een noch het ander is een voorwaarde tot vestiging van het auteursrecht en de bescherming die het biedt. Het auteursrecht op een werk ontstaat immers door de loutere creatie ervan. Een uitgever zal eventueel wel instaan voor de exploitatie van de werken van een auteur, terwijl de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie waarbij auteur en uitgever zijn aangesloten onderhandelen over de vergoeding die gebruikers van de werken verschuldigd zijn; ze incasseren vervolgens die vergoeding en betalen ze door aan auteur en uitgever, onder aftrek van hun werkingskosten.
Het auteursrecht op een werk volgt automatisch uit de creatie. Het ontstaan ervan is met andere woorden niet afhankelijk van de vervulling van formaliteiten van welke aard dan ook. Aansluiting bij een beheersvennootschap als Sabam en aangifte door een auteur van zijn werken bij die beheersvennootschap zijn daarvoor niet vereist. Dit is niet overal zo: in de Verenigde Staten bijvoorbeeld moet een auteur zijn werk registreren bij een overheidsinstelling of er bepaalde vermeldingen op aanbrengen voor hij zich op zijn auteursrecht kan beroepen in een juridische procedure.